Cees Tolsma op het kantoor van Bildt.nu
Cees Tolsma op het kantoor van Bildt.nu Jelke de Jager

Cees Tolsma Verhuizing naar Emmeloord Deel 2

Marten Kuik

Weet je het nog? Ik wilde horlogemaker worden en volgde daartoe een opleiding in Hoorn. Maar toen ik klaar was met mijn studie veranderden de plannen drastisch. Ik zou niet de opvolger worden van pake Piet. Op de gevel van zijn winkel in Sint-Anne had hij met ferme letters laten aanbrengen: Gediplomeerd Horlogemaker van het Noorden. Hij verkocht daar sieraden, schoorsteenklokken en kwaliteitsuurwerken van het solide merk Junghans. Inmiddels waren de kwartshorloges op de markt gekomen. Voor een horloger geen echte uitdaging…
Maar eerst iets meer over mijn vader. Auke Tolsma begon met een handel in huishoudelijke apparaten en deed daar van alles naast. Zo verkocht hij schrikdraad aan de boeren en plaatste bijhorende kastjes langs die percelen. Eenmaal op hun erf kwam het daarna vaak tot uitgebreider handel. Douwe Zwart weet nog dat Auke Tolsma bij zijn vader een koelsysteem installeerde voor de opslag van aardappelen. Cees: De eerste bewaarklant was Schelte van der Schaaf. Mijn vader werkte veel samen met Tjitte Dijkstra uit Sint-Jacobiparochie. De ZPC begon in die tijd met sorteerbedrijven en met de opslag van aardappelen voor de boeren. Ook aardappelhandelaar Douwe Lodewijk meldde zich als klant. Hait ontwikkelde een driehoekskoker en een klep die dichtviel als het vroor. Jan Stienstra maakte ze en hait installeerde ze. Zijn bedrijf liep als ‘een tierelier’. Hait zei wel eens: Eerst de kleine boeren, dan komen de groten vanzelf!

1965: Naar Emmeloord

Mijn vader wilde de klokken- en sieradenwinkel wel kwijt om zich helemaal toe te leggen op koeling en ventilatie. Al in 1952 was hij begonnen met de ontwikkeling van koelapparaten voor het bewaren van aardappelen en hij had in de 60’er jaren al zeventien man aan het werk. De werkplaats waarin nu Gep Brouwer zijn geluidsstudio heeft, was de plek van waaruit mijn vader de boeren bediende. De grond (350 m²) achter het woonhuis van de familie Brouwer had hij al in handen. Hierop wilde hij zijn zaak uitbreiden; de piketpalen voor de fundering waren al uitgezet en de stenen voor de bouw stonden er al, Jan Stienstra zou eerdaags aan de slag gaan. “Wanneer komt die vergunning eindelijk eens”, vroeg mijn vader ongeduldig op het gemeentehuis. Burgemeester De Zee antwoordde: “Wij willen bedrijven verplaatsen naar het industrieterrein aan de Hemmemaweg.” Dat was even schrikken. Mijn vader vroeg een in zijn ogen redelijke prijs voor de grond en de investering, maar de gemeente hapte niet toe. Daarop zei mijn vader: Dan vertrek ik uit Sint-Annaparochie. De burgemeester twijfelde aan die woorden: Tolsma gaat toch niet weg uit het Bildt … Mijn vader had het smoor in en is daarna kwaad weggelopen. Twee dagen later zat mijn vader in Emmeloord aan tafel bij zijn broer Romke, Romke was adjunct-directeur gemeentewerken in de NOP. Het was op een zondagmiddag. Romke had de burgemeester en de gemeentesecretaris van de Noordoostpolder uitgenodigd. Toen mijn vader binnenkwam, wachtten die hem al op. Ze wilden hait en zijn bedrijf graag naar de polder halen en boden hem een mooi terrein aan. Ze waren er zo maar uit. Niet lang daarna werd de knoop doorgehakt: Tolsma ging naar Emmeloord!

Dorpsfeest 1958                                              Foto: Bildts Aigene
Auke Tolsma met zijn kinderen, Piet, Cees en Ali

Cees: Achteraf misschien maar goed ook. De Noordoostpolder is veel meer nog dan het Bildt centrum van agrarisch Nederland. In Sint-Anne hadden we nooit zo’n groot bedrijf kunnen opbouwen. Nog even heeft mijn vader onderzocht of ik in Lelystad met een winkel zou kunnen beginnen, maar die inspanning leverde niets op. “Cees werd geen horlogemaker, maar kwam bij hait in de zaak!” Daar deden mijn tweelingbroer Piet en ik alle voorkomende werkzaamheden: bij de boeren langs, installatiewerk en in onze fabriek lassen, spuiten en ventilatoren in elkaar zetten. Op een dag zei mijn vader: “Dou most an ‘t leren.” En niet veel later zat ik weer met mijn neus in de boeken en volgde allerlei avondstudies in economie, marketing, management. Ik ben daarna altijd in de zaak gebleven.

Heidelberg

Toen ik van school kwam, ben ik getrouwd met Janke de Kroon. Zij was hoofd van de keuken en adjunct-directrice in de Beuckelaer. Waarom ik zo jong trouwde? Mijn vader zei: “Dou most Dúts lere.” Via een contact van mijn vader (ABB) kwam ik terecht in Heidelberg. Daar heb ik zes maanden stage gelopen. Janke wilde mee, maar samenwonen deed je niet in die tijd. We gingen eerst naar het gemeentehuis en trouwden zoals dat hoorde! Ik werkte in Heidelberg in een fabriek en Janke werkte bij een dokter. Daar hebben we een hoop geleerd en ook een hoop aan gehad tijdens de rest van ons leven. “Ik kin mij goed rêde in ’t Dúts.” Toen wij onze activiteiten uitbreidden richting West-Duitsland kwam mij dat goed van pas. Piet heeft altijd de Engelstalige markt bediend en ik de Duitse en Franse. Zo verdeelden we de taken.

Historie

Mijn vader wilde in Emmeloord met een fabriek beginnen. ‘s Zomers hadden we het smoordruk, maar ’s winters niets te doen. Hij zei: Ik wil de mannen ook in de winter aan het werk houden. In die fabriek maakten we koelinstallaties voor kippen- en varkensstallen. Maar toen Piet en ik in de zaak kwamen zeiden wij: We moeten ons specialiseren en ons concentreren op de koeling en ventilatie van aardappels, wortels en uien. “Die beesteboel wille wij niet meer hè.” Mijn vader sputterde aanvankelijk wel wat tegen, maar ging uiteindelijk overstag. We namen een verkoper aan en gingen steeds meer doen in de akkerbouw. We groeiden uit ons jasje en in 1973 hebben we een nieuwe loods gebouwd voor opslag en magazijn. ’s Zomers maakten we koelinstallaties, ventilatoren en driehoeks-ventilatiekanalen en ’s winters verhuurden we de ruimte aan boeren voor de opslag van hun aardappelen.
Mijn vader gaf lezingen aan boeren hoe ze hun producten moesten bewaren. Dat nam ik na enkele jaren over. Wij vertelden de boeren dat de aardappelen met twee graden nauwkeurig naar beneden gekoeld moesten worden om zo weinig mogelijk indroging te krijgen. Dat deden we met mechanische thermostaten. Ik zei tegen Piet: Dit werkt voor geen meter. We kunnen het nooit nauwkeurig genoeg instellen. Toen zei Piet: Dan moeten we elektronische thermostaten ontwikkelen en ook thermostatische meters. Met die ontwikkeling ging Piet aan de gang. En na drie jaar hadden we mooie meet- en regeltechniek. Daarmee waren we uniek. In 1976 verdubbelden we de omzet en in 1977 nog eens.
Ik liet marktonderzoek doen en toen bleek dat wij meer dan 50% van de markt hadden. Hoe moeten we nu verder, vroegen we ons af. We lieten ons adviseren door deskundigen, maakten een businessplan en op basis daarvan besloten we naar Duitsland te gaan om de markt uit te breiden. Deze verkoper vestigde zich op de Lüneburger Heide. In de eerste vijf, zes jaar hadden we daar weinig omzet, maar toen in 1989 de muur viel en er een flinke subsidiepot beschikbaar kwam, konden we de bestellingen nauwelijks meer aan. Toen Duitsland ons wist te vinden, breidden we de activiteiten uit naar Frankrijk.
Wij kregen naamsbekendheid doordat wij ons presenteerden op tentoonstellingen in Hannover, Parijs, Korea en natuurlijk in de Rai. Daar praat je met fabrikanten en ontwikkel je een visie welke kant het uit zou gaan met de landbouw. Ik zat in besturen van brancheorganisaties en van de Rabobank. We hebben loodsen gebouwd in Rusland en in Oekraïne. Orders kwamen uit Nieuw Zeeland, China, Algerije en Korea.

Rechts en sociaal

Ik vertelde eerder al dat pake Sjoerd een Domela-man was. Zijn hart zat links. Hait had meer rechtse opvattingen en kon mensen soms zeer doen. Op een dag kwam er in Emmeloord een monteur bij hem op kantoor: Ik wil graag wat meer verdienen. Hait: Jullie verdienen genoeg! Maar, zegt de monteur: Een kameraad van mij is timmerman en die verdient veel meer dan ik. Hait liet het door de boekhouder uitzoeken en ontdekte dat de monteur gelijk had. Dat kan natuurlijk niet, dacht hij. Een elektricien heeft meer geleerd dan een timmerman en moet dus ook meer verdienen. Hij was wijs met de jongens en stelde een winstdeling in: de helft van de winst ging naar het bedrijf en de andere helft naar de werknemers. Later is dit systeem veranderd en kreeg het personeel een dertiende maand. Een ‘kruimeltje Domela' leefde voort in ons bedrijf.

'Bochelbrugje' voor oude pand van Tolsma