Ingrid van Tuinen voor de grote Slikwerker en met een kleine Slikwerker
Ingrid van Tuinen voor de grote Slikwerker en met een kleine Slikwerker Privé collectie

Ingrid van Tuinen en Marian Luehof

Uitgevlogen met de 'seedyk' altijd in het achterhoofd

Als kleine meisjes van vier werden ze vriendinnen ook al was dat in de jaren zeventig in St.-Jabik niet zo gewoon. Nu, ongeveer 53 jaar later, zijn ze nog steeds bevriend. Wat hen bindt is de wereld willen ontdekken en nieuwe mensen ontmoeten. Het is duidelijk dat de Bildtse klei ze in hun jeugd voldoende wortels gaf om hun vleugels uit te slaan. Want ze zijn bijna letterlijk de wereld rond gevlogen: Marian Luehof, dochter van Peet en Corrie Luehof, en Ingrid van Tuinen, dochter van Dirk en Lize van Tuinen.

Volgens onze moeders waren we ongeveer vanaf dag 1 van de kleuterschool vriendinnen. In het St.-Jabik van de eind jaren zestig en zeventig, was die vriendschap niet gewoon: de een uit een rood nest, de ander van gereformeerde huize. Dat betekende na de kleuterschool onze eerste ‘scheiding’. Dat was het St.-Jabik van toen. Mooi dat dat er nu heel anders uit ziet. Onze vriendschap bleek er tegen bestand te zijn. Het was vreemd voor ons dat we na twee jaar naar verschillende lagere scholen gingen. Vriendinnen zijn kon niet meer; integendeel. In de pauzes gingen we naar elkaars schoolplein om elkaar uit te schelden. Die woorden van toen zijn we niet vergeten. Plotseling zagen we elkaar nog maar een keer per week: op de gymnastiek. Gelukkig bleek de vriendschap sterker: zodra we naar de middelbare school gingen, drukte ik in de eerste week op de bel bij Marian om haar te vragen of we gingen dansen bij ons thuis. En dat dansen doen we nog steeds heel graag.

Samen opgroeien in St.-Jabik: dansen, onderlinge wedstrijden, bollen pellen en zwarte pieten. Als jonge pubermeisjes vermaakten we ons prima op het Bildt. Met dansen in het Jeugdhonk in een zaaltje in de gereformeerde kerk waar we vanaf onze 14e volop dansten op Bob Marley en Dan Hartman van dj Henkie Dijkman. Geen drank; want strikt verboden in de kerk en om elf uur thuis. Later, in Hof van Holland in Berlikum, hadden we er een handje van om met z’n tweeën op Le Lac du Connemara de dansvloer voor die avond te ‘openen’. Een van ons heeft ’s nachts nog eens illegaal gezwommen in het buitenbad van De Skelp. Wie dat was, blijft onder ons.
Het was de tijd van de onderlinge wedstrijden van de gymnastiekverenigingen op het Bildt. We streden met elkaar: stuivertje wisselen wie er op 1, 2 of 3 eindigde. Bij het bollen pellen, ons eerste bijbaantje, ging het over wie het snelst kon pellen en wie het meeste verdiende. Die competitie hadden we soms ook over jongens; dat hoort misschien ook wel bij het puber-vriendinnen zijn. Gelukkig hebben we nu alleen nog maar voor de lol een ‘krullencompetitie.’

Een bijzonder moment was toen we als ‘duo’ gevraagd werden om zwarte piet te spelen op onze oude lagere scholen. ’s Morgens om half zeven bij de kapper in St.-Anne om geschminkt te worden. De twee lagere scholen werden keurig verdeeld: het ene jaar kwamen we als eerste op de gereformeerde school, het volgende jaar begonnen we op de openbare school. Die schmink was zo zwart dat we, zelfs na urenlang weken in het bad in De Beuckelaer, een week later nog het zwart uit onze oren haalden.

Opgroeien in het Bildt betekende ook dat we op onze eerste vakantie met z’n tweeën (beide net 16) merkten dat we nog niet alle Nederlandse woorden kenden. Toen we de rommel in onze tent wilden opruimen, hadden we toch echt ‘asfatpudes’ nodig. We snapten er niets van dat de Drentse verkoopster niet begreep wat wij bedoelden met ‘asfat zakken’…

De seedyk

Met onze vaste vriendengroep van de begin jaren ’80 zaten we in het weekend met enige regelmaat op de zeedijk. De vuurtorens van Terschelling en Ameland als vaste bakens. Het zal geen wonder zijn dat we beiden nog heel graag naar Terschelling gaan. En dat we altijd even naar de 'seedyk' gaan als we in St.- Jabik zijn. Zonder een bezoek aan de Westhoek, zijn we niet thuis geweest.

Zwolle en Groningen

Marian vertrok als eerste uit St.-Jabik om op haar 17e naar Zwolle voor het HBO-V te gaan. Ik ging wat later op mijn 19e naar Groningen om Engelse taal en letterkunde te studeren. Uiteindelijk streek Marian, na Amsterdam, neer in Hilversum en ik in Almelo. De blauwe zwaan combineren met verpleegkunde Marian: Na de HBO-Verpleegkunde in Zwolle ging ik in het Academisch VU-ziekenhuis in Amsterdam werken. Daarna in de wijkverpleging in Amsterdam Zuid-Oost (ook wel Bijlmer genoemd). Vooral de wijkverpleging was een prachtige veelzijdige baan, maar ik wilde op reis. En zo (eigenlijk uit kift, want ik vond dat ik te weinig vakantiedagen achter elkaar kon krijgen) solliciteerde ik bij de KLM als stewardess. Op 1 april 1992 ben ik daar begonnen, iedereen dacht dat het een grap was. Het plan was om na twee jaar weer terug te gaan naar de verpleging, maar dat plan lukte pas 28 jaar later. Al gauw kreeg ik, naast het vliegen, een baan ‘op de grond’ erbij. Ik gaf EHBO-les aan het cabinepersoneel. Deze extra mogelijkheden en natuurlijk de prachtige reizen over de hele wereld hielden me bij de KLM, waar ik na een aantal jaar purser werd. (leidinggevende aan boord van een vliegtuig). Ik kwam er ook nog mijn man tegen, ook steward/purser. 

Zo’n 15 jaar geleden vertelde een oud-collega uit de wijkverpleging dat men invallers zocht in de Jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus voor 0-4 jaar) in Amsterdam ZuidOost, mijn ‘oude’ wijk. Zo kwam ik als vliegende keep/invaller weer in de jeugdgezondheidszorg terecht. 50% vliegen en de dagen die ik vrij had invallen op consultatiebureaus in Amsterdam. Een heerlijke combinatie, ik kon en hoefde niet te kiezen.
Tot corona kwam. In de jeugdgezondheidszorg was het improviseren en doorwerken, want de vaccinaties gingen door en baby's werden toch wel geboren. De KLM lag even helemaal stil. Toen er een vrijwillige vertrekregeling van de KLM kwam, vond ik het een goed moment om te kiezen. Terug naar de verpleging dus, mijn contract bij de jeugdgezondheidszorg werd uitgebreid. Eerder vloog ik naar de hele wereld, nu komen ouders uit de hele wereld met hun kinderen naar mij op het consultatiebureau.

Werken bij de overheid: crisissen en bijzondere gebeurtenissen

Ingrid: Na mijn studie begon ik als voorlichter bij de gemeente Hengelo; ik viel met de neus in de boter toen na zes weken een F16 neerstortte in een woonwijk in Hengelo. Wonder boven wonder raakte niemand ernstig gewond. De hectiek en het te woord staan van de wereldpers; het bleek me te liggen en ik zette samen met een collega een club van mensen op die tijdens crises professioneel de communicatie vanuit de gemeente deden. Hoofd van het actiecentrum communicatie tijdens de vuurwerkramp in Enschede is, naast de gijzeling van bestuurders in Almelo, zonder twijfel een van de meest aangrijpende periodes in mijn loopbaan.

Marian en Ingrid op verjaardag als kleuters
Marian en Ingrid als pubers
Marian en Ingrid op vakantie
Ete bij de boer
Op het bankje bij Koehoal