Afbeelding
Wikimedia

Grote tepelhoren

Euspira catena

Chrisje van Ek

Behalve de eisnoeren van allerlei wormen zetten ook zeeslakken hun eitjes in het voorjaar af. Vaak op de bodem van de Noordzee. Door storm en stroming woelen ze los en spoelen dan regelmatig aan op de Nederlandse zandstranden, vlak langs de vloedlijn. Een van die slakken is de tepelhoren, een roofslak met een bijzondere tactiek. De eikapsels van de tepelhoren hebben een raadselachtige vorm. Als een losgeslagen paardenhoef en het bestaat uit leerachtig materiaal. Van dichtbij zie je allemaal puntjes, dat zijn de eitjes. Een deel ervan is bevrucht en een deel is onbevrucht. De onbevruchte eitjes zijn voedsel voor de slakjes die net uitkomen. 

Het slakkenhuis van de tepelhoren heeft een brede opening en een afgeplatte top. Het weke diertje binnen in de schelp heeft een rasptong. Daar zitten duizenden tandjes op. Als de tepelhoren naar buiten kruipt kan het een gaatje boren in een ander schelpdier, vaak een tweekleppige. Tijdens het raspen komt een enzym vrij dat de kalk van het prooidier wat oplost. Binnen enkele dagen heeft de tepelhoren een kogelrond gaatje in de schelp geboord. Door dit gaatje wordt gif naar binnen gespoten om het dier te verlammen. En dan slurpt de tepelhoren het weekdier door het gaatje naar binnen. Daar is veel kracht voor nodig, het is een hele klus. Wat overblijft is een schelp met een kogelrond gaatje, vaak bij de top van de schelp. ‘Tepelhoren is gaatje boren'.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding