Irpels an 'e Kouweweg
Irpels an 'e Kouweweg Jelke de Jager

Extra kans voor de Bildtse
pootgoedtelers

Ir. Rindert Dankert  

Nu de boeren op het Bildt weer ijverig vele hectares pootaardappelen in de grond stoppen, heeft Bildt.nu mij gevraagd een artikel te schrijven over de achtergronden van een nieuwe wijze van de aardappelteelt, namelijk die uit zaad in plaats van uit knollen.

Knol of zaad

De aardappel vermeerdert zich door te groeien uit een knol, die uit het vorige teeltseizoen stamt. Zo gaat het al eeuwen en wij wisten niets anders of beters. Natuurlijk weten wij ook dat de aardappelplant soms bessen met zaad maakt. Nuttig voor de veredelaar, die nieuwe rassen selecteert uit het zaad. Bovendien nuttig voor de instandhouding en de verspreiding in de natuur in het Andesgebergte. Het Andesgebergte, het genencentrum, waar de aardappel is ontstaan.

Nu nog niet geschikt

Zaad wordt niet gebruikt voor de teelt van pootgoed en consumptieaardappelen. Een reden hiervan is dat uit het kleine, zwakke zaadje een zwak en klein kiemplantje groeit, dat kwetsbaar is voor bijvoorbeeld nachtvorst, harde wind, zoute zeewind en parasieten. Een andere reden is een genetische: uit ieder zaadje groeit namelijk een plant die anders is dan zijn buurplant. Als je het zaad uit de bessen van bijvoorbeeld Bildtstar opkweekt, ontstaan er planten met rode, met witte, met ronde en met lange knollen, met vroege en met late planten. Elke plant is anders. Niemand wil zo’n mengsel van verscheidenheid hebben. Toch zou teelt uit zaad misschien aantrekkelijk kunnen zijn, dacht een aantal veredelingsbedrijven. Maar hoe dan? 

Inteeltlijnen

Voor de beantwoording gaan wij ca. 120 jaar terug in de tijd. Maisveredelaars begonnen door zelfbevruchting heel veel inteeltlijnen te maken. Ze maakten inteeltlijnen die zoveel mogelijk verschilden. Vervolgens combineerden ze inteeltlijnen en ontdekten dat sommige combinaties een geweldige groeikracht vertoonden. Hoe meer onverwant hoe beter het resultaat. Wij noemen deze extra groeikracht het ‘heterosis effect’. Nog steeds werkt een maisveredelaar op deze wijze. 

Voor de aardappelveredelaar, die aardappelteelt uit zaad wilde maken, was het maken van inteeltlijnen de eerste opgave. Dit was bij aardappelen onmogelijk tot het moment dat in Japan genen werden ontdekt die zelfbevruchting mogelijk maken. Vanaf dat moment was het mogelijk inteeltlijnen te maken. Het vergt echter een grote inspanning om een grote groep onverwante inteeltlijnen te maken. Deze lijnen vormen de basis voor combinaties, genaamd hybriden, hopelijk met extra groeikracht en met veel resistenties. Bij een gewas, dat evolutionair weinig zaad per plant maakt, vergt het veel inspanning  om voldoende bessen en oogstbaar zaad te krijgen. Het zaad wordt verzameld om daarna gezaaid te worden. Hoe en waar? 

Kansen

Het zaad en de kiemplantjes worden behandeld, net als een tuinbouwgewas. Het zal, al dan niet gecoat, meestal vanuit ons land vermarkt worden. Omdat ten opzichte van de conventionele teelt de transportkosten laag zijn, zal de wereldmarkt toenemen. Landen als Kazachstan, Mongolië, Afghanistan, Ethiopië, Australië liggen dan ‘dichtbij’. Vergroting van de markt is dus hierdoor mogelijk, een aantrekkelijk punt, maar de echte pré is de vergroting van de duurzaamheid door meer resistenties te kunnen inbouwen. 

Chromosomen

Hoezo zult u zich afvragen. De huidige cultuuraardappel heeft 48 chromosomen in iedere cel. Dit zijn een soort staafjes. Op de chromosomen liggen alle eigenschappen. Deze 48 chromosomen zijn verdeeld in 12 groepjes van 4. De chromosomen van elk groepje van 4 zijn bijna identiek. De veredelaars brengen, door het maken van kruisingen, eigenschappen in de chromosomen. Zij kunnen  niet goed sturen waar de eigenschap naar toe gaat. Er zijn te veel plaatsen op de chromosomen om te kunnen sturen. De aardappelkweker heeft hier iets op gevonden. Hij heeft een methode ontwikkeld waarbij hij planten kweekt die 24 in plaats van 48 chromosomen bezitten. De groepjes van 4, zijn groepjes van 2 geworden. Het inbrengen van genen is daardoor eenvoudiger. In het aardappelzaadprogramma werkt men meestal met inteeltlijnen en hybriden met planten die 24 chromosomen hebben. Het inbrengen van resistentiegenen in beide inteeltlijnen en derhalve in de hybride is dan eenvoudiger. 

Vraagteken

Een vraagteken voor mij is nog steeds of de plant met de oorspronkelijke set van chromosomen, 48 stuks, het niet gaat winnen. Het inbrengen van eigenschappen zal dan moeizamer gaan, maar ook dan zal zaad een toekomst hebben. Doordat de mondiale onderzoekprogramma’s vooral in Nederland plaatsvinden, kan ons land koploper blijven. Bedrijven als Solynta te Wageningen, HZPC te Metslawier, Bejo Zaden te Warmenhuizen en Fobek te St.-Annaparochie hebben goede verbindingen  met telers op het Bildt. 

Geen verdringing

Bildtse pootgoedtelers hoeven geen angst te hebben over verdringing van hun teelt. De eerste fase van de reguliere pootgoedteelt en van ‘teelt uit zaad' zal daar plaatsvinden, waar de infrastructuur optimaal is. En dat is op het Bildt het geval. Tot besluit: de teelt uit zaad zal aantrekkelijk worden als vergroting van de markt op afstand en voor een snelle roulatie van rassen in gebieden met een hoge ziektedruk, waar veel resistenties zijn vereist.