De 34 kavels van 1527 vergeleken met de 8 hoofdstroken op de kaart van von Drachsdorff.
De 34 kavels van 1527 vergeleken met de 8 hoofdstroken op de kaart van von Drachsdorff. Bron Sytse Keizer

De schets van 't Bildt

De Bouckhorst kronieken

Hein Jaap Hilarides

Weinig gebieden in de wereld zijn zo veranderd als Friesland. Iemand die twee kaarten van het oude en het hedendaagse gewest naast elkaar legt, zal ze niet voor kaarten van hetzelfde gebied houden. Waar eens een brede zeeboezem lag, daar liggen nu weiden en korenlanden; waar voorheen landerijen of bossen te vinden waren, zien wij tegenwoordig zee en wijde meren en op plaatsen waar eerst steden en dorpen aan zee gelegen waren, moeten die heden ten dage midden in het land worden gezocht. 

Omgekeerd liggen plaatsen die ooit in het binnenland waren te vinden nu aan de kust. De herhaalde aanvallen van de zee hebben het Friese land duizenden jaren geteisterd. Het water heeft het gezicht van het gewest gebutst. De stormen en werking van de getijden zorgden voor de aanwas van slikvelden achter en voor de dijken. De zeeboezem tussen Oostergo en Westergo slibde dicht en de kwelders hoogden op. De boeren en monniken toverden de aangeslibde landen van de delta langzaam om in een vruchtbare polder. 

Als beloning voor bewezen diensten had hertog Albrecht van Saxen dit bouw- en weiland in eigendom gekregen. De hertog wilde het gebied in kaart brengen en de vette klei van het Bildt te gelde maken. 't Oud-Bildt werd in 1506 gemeten op 1.169 morgen goed land*. Het zou echter nog jaren duren voordat de hertogen van Saxen de delta tot hun profijt konden brengen. Door de strijd met de Geldersen kwam het er steeds niet van om 't Bildt te bezoeken. Maar in juli van het jaar 1504 reed hertog Georg van Saxen dan eindelijk naar de polder aan de Waddenzee. In zijn gezelschap bevond zich een zekere Vitus von Drachsdorff. Deze Saksische maarschalk had de opdracht om een schets van 't Bildt te maken. Op basis van deze schets kon de hertog het land exploiteren. Maar de kloosters maakten bezwaar tegen deze brutale onteigening. Zij hadden Landbrieven met een zegel. Daarin stond dat de landen aan hen waren gegund en gegeven. De monniken van Mariëngaarde en Klooster-Anjum hadden grote delen van 't Bildt bedijkt en afgegraven. Zij hadden daartoe recht en reden. De abten wilden ze niet verkopen of afstaan. 

Heinrich, een zoon van hertog Albrecht van Saxen, was landsheer van Friesland. Heinrich was een zwakke bestuurder en zijn landsknechten roofden het land leeg. Om de oorlog met Groningen te bekostigen hief hij ook nog eens zware belastingen. Dit alles riep bij de adel en de geestelijkheid veel wrevel op en de balsturige Friezen belegerden de stad Franeker. Daarop schoot Albrecht van Saxen zijn zoon te hulp en sloeg de opstand neer. Op de terugweg naar Saksen gaf hertog Albrecht de geest. 

Ondertussen had maarschalk Vitus von Drachsdorff de opdracht gekregen om Groningen te veroveren. De hertog van Saxen beschouwde deze stad als een deel van zijn Friese landsheerlijkheid. De maarschalk belegerde de stad, maar slaagde er niet in haar in te nemen. Tijdens de belegering tekende von Drachsdorff een kaartje van het beleg van Groningen. Na zijn dood werd dit kaartje in zijn nalatenschap gevonden. Op de achterkant stond een schetsje van de dijken en wegen van 't Bildt. De maarschalk had de polder in kaart gebracht zoals hij hem aantrof toen hij het gebied had verkend*. Von Drachsdorff werd ook benoemd tot lid van het college van regenten in Friesland. Dit college bestuurde de provincie voor de hertog van Saxen. En toen de regenten 't Bildt moesten verpachtten, namen zij zelf ook een aandeel in de verpachting van het land. De bedijkers zouden de polder keurig in kavels verdelen. De kavel van de regenten heette de Regentenkavel. Ook von Drachsdorff zou een stuk van de kleitaart krijgen. Van de pacht van deze oude maerscalk kavel zou hij het riddergoed Ostrau bij Leipzig kopen. De maarschalk zou zijn naam daarop in von Drachsdorff zu Ostrau veranderen en nooit meer een voet in Friesland zetten. 

Daarmee was de kous nog niet af. Want op 6 juli van het jaar 1506 vond de landdag plaats in Leeuwarden. Op die vergadering maakten de monniken van Mariëngaarde wederom aanspraak op het door hen ontgonnen land. Het ging om een stuk land van 550 morgen dat aan de zuidkant tegen de zeedijk aan lag*. Daarbij hoorde ook een deel van de latere Bouckhorst kavel, vandaar onze vermelding. 'De genoemde landen op 't Bildt zijn ons al ver voor de komst van de hertog gegeven,' zeiden de monniken. 'En nu wil de hertog het land afkopen met een schamele penning. Maar wij staan die landen niet af, want u betaalt ons lang niet wat ze waard zijn.'

Het college van regenten dacht hier anders over. Het klooster had het land niet uit recht, maar uit genade in gebruik. En de kloosters liepen de betaling van hun land toch mis. Tijdens dezelfde landdag stapten ook nog enkele Friese edelen naar voren. Zij hadden eveneens recht op land in 't Bildt, zeiden zij. Met die edelen werd geschikt en toen was de kous toch af.

(*) bron Billând, Sytse Keizer 2022

De 34 kavels van 1527 vergeleken met de 8 hoofdstroken op de kaart van von Drachsdorff met de “Billwegen”